Maand van de geschiedenis - Het Middenkanaal (dat later Oranjekanaal ging heten)
Tijdens de maand van de geschiedenis (oktober) nemen elke week twee van onze collega's je mee in delen van de historie van ons waterschap. In dit verhaal vertelt Tom Grobbe over het Oranjekanaal.
Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst…
Dwars door Drenthe, vanaf de Drentse Hoofdvaart bij Hoogersmilde tot aan de Bladderswijk nabij Oranjedorp (Emmen), ligt een ruim 40 kilometer lang kanaal: het Oranjekanaal. Het werd gegraven tussen 1853 en 1861, was in economisch opzicht een fiasco en werd in 1976 gesloten voor scheepvaartverkeer. Wat resteert is een prachtig voormalig scheepvaarttracé dwars door Drenthe. Het kanaal met bijbehorende loswallen, bruggen, sluizen en brugwachterswoningen is tot nu toe nauwelijks door moderne ingrepen aangetast. Sinds 2000 zijn het kanaal en de sluizen in beheer bij de waterschappen: het oostelijk deel bij Vechtstromen, het westelijk deel bij de collega’s van Drents Overijsselse Delta.
De jacht op het bruine goud
Een groep investeerders, we zouden ze tegenwoordig durfkapitalisten noemen, richtte op 15 maart 1853 de Drentsche Veen- en Midden-Kanaal Maatschappij (DVMKM) op. Nog datzelfde jaar ging de schop in de grond. Er was haast bij want de concurrentie was hevig en de belangen waren groot. Er was veel vraag naar turf, het bruine goud. Bij Emmen bevond zich een enorm ongerept veengebied maar dat was nauwelijks bereikbaar. Dus kwamen er kanalen voor waterafvoer en turftransport.
Vanuit het noorden rukten de Groningse ontginners op uit Stadskanaal. Vanuit het westen kwam de 'maatschappij ter overneming, verlenging en verbetering van de Hoogeveense Vaart' steeds dichterbij. En vanuit het zuidwesten werd door Overijsselse belanghebbenden een poging gedaan om de eindeloze Drentse venen aan te boren. En dan was er nu dus ook de DVMKM. Deze maatschappij had een stoutmoedig plan: een nieuw kanaal dwars door Drenthe waarbij men het veengebied bij Odoorn wilde aansnijden, om vervolgens middenin de uitgestrekte veengebieden bij Emmen uit te komen. En passant wilde men ook de zwerfkeien die tijdens het graven van het kanaal zouden worden gevonden te gelde maken. Dat men hiervoor dwars door de Drentse stuwwallen moest graven nam men voor lief, want op het einde lonkte de pot met goud.
Kommer en kwel (uittredend grondwater) tijdens de aanleg
De start was goed. Binnen een jaar kon het eerste kanaalpand worden geopend. Ter ere van de feestelijke opening gaf Koning Willem III toestemming om de familienaam “Oranje” aan het kanaal te verbinden. Hoewel het Middenkanaal vanaf dat moment dus Oranjekanaal heette, bleef de kanaalmaatschappij gewoon Drentsche Veen- en Midden-Kanaal Maatschappij heten.
Rond die tijd werd ook duidelijk dat het niet helemaal goed ging komen met het kanaal. Door het grote hoogteverschil zou het meest oostelijke kanaalpand namelijk een te hoog peil krijgen. Daardoor konden de veengebieden niet ontwaterd worden en dat was juist een voorwaarde om ze te kunnen afgraven. Het Smeulveen, een ontginningsgebied van bijna 1000 hectare dat door de DVMKM was aangekocht, kon hierdoor niet ontgonnen worden. De maatschappij moest het uiteindelijk knarsetandend afstaan aan de concurrentie en kon slechts de kleinere, minder rendabele gebieden gaan exploiteren. Ook moesten extra sluizen worden gebouwd. Door alle problemen met het waterpeil werd het kanaal minder ver doorgetrokken dan oorspronkelijk de bedoeling was. In droge perioden was er te weinig water waardoor er niet gevaren kon worden. Veel boeren hadden grond afgestaan aan de DVMKM onder de voorwaarde dat ze gebruik mochten maken van het kanaal. Nu er niet gevaren kon worden kwamen ze verhaal halen bij de maatschappij.
Een molensteen van 99 jaar
De DVMKM had met het Rijk een concessie afgesloten voor 99 jaar. De maatschappij was hierdoor verplicht om het kanaal tot 1953 te exploiteren en te onderhouden. Reeds in de tweede helft van de jaren 1850 besefte de DVMKM zich dat ze daarmee een financiële molensteen om de nek had. Want de opbrengsten vielen tegen. De concurrentie van de Verlengde Hoogeveensche Vaart, waarlangs de veengebieden wèl onder vrij verval ontwaterd konden worden, was te sterk. Hierdoor bleven de inkomsten uit sluis- en bruggelden achter. De neveninkomsten van de zwerfkeien leverden te weinig op. En het onderhoud van het kanaal was simpelweg te duur.
Na een lange strijd werd in 1889 het Oranjekanaal via de Bladderswijk bij Oranjedorp verbonden met de Verlengde Hoogeveensche Vaart. DVMKM was fel tegenstander van deze verbinding, omdat haar concurrentiepositie ten opzichte van de Verlengde Hoogeveensche Vaart hierdoor nog verder terugliep. Door het grote hoogteverschil tussen beide kanalen werd een extra sluis gebouwd: de Oranjesluis. Deze werd (als pleister op de wonde?) voorzien van een stoomgemaal om extra water op te pompen naar het Oranjekanaal en daarmee het watertekort enigszins te beperken.
In 1953 was de concessie eindelijk afgelopen en droeg de DVMKM het kanaal met een zucht van verlichting over aan het Rijk. De aandeelhouders moesten hun verlies nemen. Ze ontvingen 85% van het oorspronkelijk geïnvesteerd bedrag terug, na 100 jaar, zonder enig rendement.
Rijk, provincie en waterschappen
Het Rijk investeerde vervolgens flink in het kanaal. Oevers werden verstevigd, losplaatsen aangelegd en alle bruggen en sluizen werden vernieuwd. Dat leidde tot een korte bloeiperiode. Maar door de wegenaanleg liep het transport over water al gauw terug; de binnenscheepvaart kon niet meer concurreren met het vrachtverkeer. Het kanaal -dat inmiddels was overgedragen aan de provincie Drenthe- werd in 1976 gesloten voor de scheepvaart. Vanaf dat moment vervult het enkel nog een functie in de waterhuishouding. Het voert onder natte omstandigheden overtollig water af naar de Drentse Hoofdvaart, terwijl het tijdens droge perioden dienst doet als transportkanaal voor aanvoerwater. Om dit aanvoerwater vanuit het IJsselmeer in het hoogst gelegen gedeelte van het Oranjekanaal te krijgen moet het maar liefst negen keer worden opgepompt. Daarmee wordt een hoogteverschil van bijna 17 meter overbrugd.
Eind jaren ’90 vond een aanzienlijke schaalvergroting onder de waterschappen plaats. De overdracht van voormalige provinciale scheepvaartkanalen maakte daar onderdeel van uit. Toen in 2000 de waterschappen “Velt en Vecht” en “Reest en Wieden” werden opgericht, kregen zij het Oranjekanaal in beheer. De waterschapsgrens kwam bij de Orveltersluis te liggen. En daar ligt ‘ie nu nog.
Een waardevol landschapselement
Het kanaal voert langs prachtige Drentse streken. Omdat dit gebied zich in economisch opzicht minder stormachtig ontwikkeld heeft dan andere delen van ons land zijn veel originele details behouden gebleven. Juist deze combinatie van het kanaal als landschapselement met zijn loswallen, sluizen, brugwachterswoningen, jaagpaden, laanbeplanting, bruggen en nederzettingen maakt het zo’n bijzonder geheel. Dit soort landschappen staat onder druk. Het Oranjekanaal doorkruist meerdere gemeenten en meerdere waterschappen. Ieder met zijn eigen visie op cultuurhistorie en landschap. Versnippering en aantasting ligt op de loer. Hoe zal het er over enkele decennia uit zien…?
Plannen om het kanaal weer bevaarbaar te maken voor de recreatievaart zijn voorlopig in de ijskast gezet, omdat ze te hoge kosten met zich meebrengen. Zal er ooit een groep eigentijdse durfkapitalisten opstaan om het nieuw leven in te blazen? Dat zou een gewaagd plan zijn, net als indertijd de plannen van de Drentsche Veen- en Midden-Kanaal Maatschappij. Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst…
Bronvermelding
- Wikipedia: pagina’s Oranjekanaal, Bladderswijk, Hoogeveense Vaart
- KNHM Erfgoedroutes: Oranjekanaal
- Huib D. Minderhoud: Velt en Vecht streekeigen
- RTVDrenthe
Oranjekanaal, Reinhart Dozy (1933) (bron: Drents Museum)
Oranjekanaal nu (bron: Google Streetview)