Het aanpassen van de waterhuishouding op de inrichting en het gebruik van de ruimte bereikt zijn grenzen


De aanpassingen aan ons watersysteem die zorgen voor waterafvoer en wateraanvoer, hebben een keerzijde: een onnatuurlijk waterregime met verlies aan ecologische waarden. Bovendien hebben we ons te veel gefocust op het voorkomen van wateroverlast. Aangewakkerd door de klimaatverandering gaan we voor meer balans tussen droge voeten enerzijds en het beperken van droogte anderzijds. Dit betekent dat we niet overal alle functies en grondgebruik kunnen en willen bedienen wanneer deze niet goed aansluiten bij de natuurlijke kenmerken van het watersysteem: water is een leidend principe voor het inrichten van onze leefomgeving.

De oudste generatie kent nog de tijd dat er nauwelijks bebouwing was in de beekdalen en de grond niet intensief werd gebruikt. Daar was het te nat voor. Op de hogere delen zagen we het omgekeerde. Je kon er wel een huis bouwen, maar door gebrek aan water was er nauwelijks iets te verbouwen. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de wereld snel. De bevolking groeide sterk in omvang, we wilden nooit meer honger hebben en we wilden huizen bouwen op plekken, waar het eigenlijk niet kon. Daarom grepen we in, in het natuurlijke waterregime. Dat heeft ons veel gebracht, maar we zien nu steeds duidelijker dat er grenzen zijn aan de mate waarin het waterbeheer de verschillende vormen van grondgebruik kan faciliteren. We merken dat we niet alles met technische ingrepen kunnen oplossen en dat waar we die toepassen weer nieuwe problemen ontstaan.

De afgelopen decennia lag onze focus op water afvoeren, op ontwateren en afwateren. Dit allemaal ten behoeve van geschikte woon- en werklocaties en productieve landbouwgronden. Mede door de klimaatverandering zien we steeds vaker de nadelige gevolgen van ontwatering en snelle afwatering, zowel in het geval van weersextremen als in de ‘normale’ situatie. We hebben te maken met droogte, verdroging, te weinig aanvulling van het ondiepe en diepe grondwater en wateroverlast bij “flessenhalzen” die de snelle afvoer niet aankunnen.

We leggen niet langer exclusief de nadruk op waterafvoer, maar zoeken een nieuwe balans voor ons watersysteem. Een balans tussen water vasthouden, bergen en afvoeren, waarbij er zowel aandacht voor veiligheid als overlast is. De zogenoemde stresstesten die in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) zijn gemaakt door waterschap, gemeenten en provincie en de dialoog die hierop met de maatschappij wordt gevoerd, helpen ons hierbij focus aan te brengen.

Een balans die zoveel mogelijk recht doet aan alle functies (wonen, werken, recreëren, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening). Met het besef dat de bediening van de functies vanuit het waterbeheer begrensd is en er dus ook vanuit de functies zelf aanpassingen moeten komen of risico’s geaccepteerd moeten worden.

Het op grote schaal verplaatsen van functies zal niet direct haalbaar zijn in ons land en ons beheergebied. Waar we wel op in kunnen en moeten zetten, is aanpassen binnen de functie. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om binnen de landbouwfunctie op bepaalde plekken andere gewassen te verbouwen (verschuiving van akkerbouw naar grasland). Of is het nodig om het gebruik van de ruimte binnen de stedelijke woonfunctie aan te passen (plek voor open water creëren). Ook kan het zijn dat, door veranderende temperaturen en neerslagpatronen, binnen een natuurgebied andere natuurtypen naar voren komen.

Juist in ons gebied met zijn specifieke, natuurlijke kenmerken en sterke verweving van functies en vele grensvlakken tussen bijvoorbeeld landbouw en natuur, maar ook tussen stad en ommeland, is een dergelijke adaptatie van groot belang. Hiervoor gaan wij ons watersysteem opnieuw ontwerpen voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied, met als tijdshorizon 2050. Het waterschap brengt dit in als bouwsteen in diverse beleids- en gebiedsprocessen. Gezien de veelheid aan belangen en partijen die hierbij betrokken zijn, is het evident dat een zorgvuldig (gebieds)proces hierbij onontbeerlijk is. Maar alleen het herontwerp van het bij ons in beheer zijnde watersysteem is niet voldoende. Hoewel wij met ons watersysteem het waterbeheer in het hele beheergebied beïnvloeden, is het zo dat niet alle watergangen en sloten in ons beheergebied door ons onderhouden of beheerd worden. Maar liefst 80% beheert de boer, de inwoner, de terrein beherende organisatie, het landgoed of de gemeente. Met hen zullen wij het gesprek aangaan over de aanpassingen van het watersysteem, waarbij de aandacht voor de (kwaliteit en het passende gebruik van de) bodem essentieel is. Wij gaan niet alleen het gesprek aan met onze gebiedspartners, wij stimuleren en adviseren waar nodig.