Zo werkt normering regionale wateroverlast


Een van de taken van ons waterschap is het beperken van wateroverlast. Er zijn echter grenzen aan de bescherming die we kunnen bieden. Wateroverlast is nu eenmaal nooit volledig uit te sluiten.

Normen als uitgangspunt

De gevolgen van wateroverlast kunnen verschillen. Zo leidt een overstroming in een woonwijk waarbij water de huizen binnenstroomt normaal gesproken tot meer schade dan dat een weiland tijdelijk onder water staat. Hier houden we in Nederland rekening mee: hoe groter de gevolgen, des te kleiner de kans op wateroverlast mag zijn. Op basis van dit uitgangspunt, zijn normen opgesteld waaraan het stelsel van sloten, beken, kanalen, rivieren, stuwen, dijken en kades (het ‘watersysteem’) moet voldoen.

Regionale wateroverlast

Onder ‘regionale wateroverlast’ verstaan we het grootschalig buiten hun oevers treden van sloten, beken of kanalen. In provinciale omgevingsverordeningen is verder uitgewerkt wat het minimale beschermingsniveau moet zijn dat we moeten bieden tegen regionale wateroverlast: de zogenaamde omgevingswaarden voor wateroverlast (normen). Bij het toekennen van de normen wordt rekening gehouden met de economische waarde van het grondgebruik en de te verwachten schade als gevolg van een overstroming. Zo accepteren we voor grasland bijvoorbeeld een hoger risico op een overstroming dan voor een stedelijke kern.

Normering-toetsing

Het waterschap toetst regelmatig of het watersysteem nog voldoet aan de gestelde normen. Dit doen we door de kans op wateroverlast in beeld te brengen en te vergelijken de normen. Er is sprake van een aandachtspunt wanneer de kans op wateroverlast groter is dan de norm voorschrijft. Voor deze aandachtspunten voeren we nader onderzoek uit en pakken we -in overleg met de grondeigenaren- de knelpunten aan. Deze knelpunten worden geprioriteerd en daarvan wordt een planning gemaakt. Het aanpakken van de knelpunten kan enige tijd duren. De toetsing is gebiedsdekkend en bestaat uit drie kaarten:

  1. Inundaties
  2. Normen
  3. Aandachtsgebieden

1 Inundatiekaart (overstromingen)

Op deze kaart staan de inundaties bij vier gebeurtenissen:

  • Eens per 10 jaar
  • Eens per 25 jaar
  • Eens per 50 jaar
  • Eens per 100 jaar

Deze inundaties zijn berekend met een computermodel, die het watersysteem buiten zo goed mogelijk simuleert. De modelresultaten zijn getoetst aan meetgevens en gecontroleerd door experts van het waterschap. De berekeningen zijn uitgevoerd voor alle sloten, beken en kanalen die in de legger (kaart met watergangen, afmetingen en onderhoudsafspraken die hoort bij de keur) (dat is het onderhoudsregister van het waterschap) zijn opgenomen.

2 Normenkaart

Deze kaart geeft aan welke wateroverlastnorm waar geldt; is dit bijvoorbeeld eens per 10, 25, 50 of 100 jaar? De normenkaart is opgenomen in ons Waterbeheerplan (Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren, vast in het Waterbeheerplan).

Wij hebben de normenkaart geactualiseerd. De nieuwe normenkaart houdt meer rekening met het aanwezige grondgebruik en de natuurlijke kenmerken van het watersysteem, zoals de laaggelegen beekdalen. Ook sluit de nieuwe normenkaart beter aan bij de door de provincies voorgeschreven basisnorm: dat is de minimale norm die de waterschappen moeten hanteren. Als gevolg van deze veranderingen is op de nieuwe normenkaart veelal sprake van lagere normen. U kunt zowel de oude (huidige) als de nieuwe normenkaart terugvinden op deze website.

3 Aandachtsgebiedenkaart

Als de overstromingen en de normen met elkaar vergeleken worden levert dit de aandachtsgebiedenkaart op:

  • Loopt een gebied minder vaak onder water (kaart 1) dan de norm (kaart 2), dan is géén sprake van een aandachtsgebied (kaart 3).
  • Loopt een gebied vaker onder water (kaart 1) dan de norm (kaart 2), dan is wèl sprake van een aandachtsgebied (kaart 3)

Deze vergelijking is per 25 vierkante meter (5 x 5 m) uitgevoerd.