Levend en dood hout
Naast dat het waterschap zorgt voor voldoende water moet zij ook zorgdragen voor water dat een goede ecologische kwaliteit heeft. Voor dieren, planten, maar uiteindelijk ook voor onszelf.
Waterplanten en waterdieren hebben ook een rol in dat verhaal. Een eeuw geleden stonden langs de meeste beken in Oost-Nederland houtwallen, daar komt ook het woord houtwalbeken vandaan. Ze bestonden meestal uit een smalle strook met bomen als Zwarte els, Es, Eik en struiken als hazelaar eronder. Inmiddels zijn die houtwallen op veel plekken verdwenen. De beken missen nu de beschaduwing. De volle zon schijnt op het water, waardoor het water opwarmt en er minder zuurstof in het water zit. Ook is het leven in de bodem langs de beek minder gevarieerd door gebrek aan (boom)wortels in de oever en gebrek aan invallend blad en takjes van die bomen en struiken. De beekfauna heeft dat soort dingen hard nodig.
Hout is spreekwoordelijk het koraal voor de beken. Door het aanbrengen van dood hout (takken, boomstammen) en levend hout (struiken en bomen) in de oeverzone, ontstaat er weer een ideale omgeving voor kleine waterdieren en vis. Zij kunnen zich nestelen in die schuilplekjes. Door dit levend en dood hout toe te voegen verandert ook de stroming, de temperatuur (meer schaduw) en het zuurstofgehalte van het water. Allemaal zaken van belang voor beekgebonden waterdieren en planten. In gekanaliseerde kale beken is inbrengen van plekken met dood hout een eerste actie die al veel milieuvariatie terugbrengt.